Op 2 maart 1945 werden op een akker bij het Rademakersbroek in Varsseveld 46 mannen gefusilleerd. Twaalf van hen kwamen uit onze omgeving en waren actief in een verzetsgroep die bekend stond als ‘Trouwgroep Bergentheim’. Zij hielden zich o.a. bezig met het verspreiden van de toen illegale krant Trouw, sabotage, verbergen van onderduikers, pilotenhulp, enz.
Op 11 januari was de SD op zoek naar de Ned. Herv. dominee Dijkhuis. Hij was echter tijdig de pastorie ontvlucht. Albert Bols en Hermannus Schuurman gingen hierna naar de pastorie om verdachte en bezwaarlijke papieren op te ruimen. Helaas worden zij verraden en vallen leden van het Kontrollkommando uit Kamp Erika de pastorie binnen. Bols en Schuurman kunnen vluchten maar ze moesten hun fietsen met adresplaatje achterlaten en worden zo gevonden. Ze worden vastgezet in Kamp Erica, verhoord en zwaar mishandeld. Net zo lang tot ze de namen van de andere verzetsmensen prijsgeven. De volgende dag 12 januari worden Mannes Grendelman, Gerrit Griemink, Gerrit Luichies, Wolter Oordt, Gerrit Jan Ormel, Derk Jan te Rietstap, Geert Salomons, Willem van der Sluis en Albert Timmerman gearresteerd en naar Kamp Erika gebracht. Op 19 januari werd Roelof Seinen hier nog aan toegevoegd. Na zware verhoren en mishandelingen, waarbij een aantal, schotwonden aan de handen en benen opliepen, worden ze via het Huis van Bewaring in Almelo overgebracht naar gevangenis De Kruisberg om daar als ‘Todeskandidaat’ te worden vastgezet.
De fatale vergissing van een Achterhoekse verzetsgroep
Zondag 25 februari 1945 was een zwarte dag voor verzetsgroep ‘de Bark’. De Bark, genoemd naar de oude onbewoonbare boerderij die op de grens van de gemeenten Aalten en Dinxperlo stond en diende als hun schuilplaats. Hun schuilplaats werd bezocht door drie Duitsers. Na vertrek werd besloten de Duitsers in te rekenen. Na verhoor bleek dat er ook nog een Duitse chauffeur was die zat te wachten op hun terugkomst. Ook de chauffeur werd ingerekend. De Duitsers vrijlaten zou voor de ‘Barkianen’ zelfmoord betekenen. Men werd het er over eens dat ze moesten worden geliquideerd en dat dit snel moest gebeuren omdat het al donker begon te worden en er zeker een zoekactie zou volgen. Gekozen werd voor ophangen. De lijken werden in de Wehrmachtsauto naar de kruising van Aaltenseweg-Rademakersbroek, net binnen de gemeentegrens van Varsseveld gereden. Daar werd de wagen opgeblazen. Doordat een gedeelte van de springlading weigerde waren de wurgstriemen bij de Duitsers nog goed zichtbaar en zo werden ze korte tijd later door een Duitse patrouille aangetroffen. De zaak werd door de staf van de Fallschirmjäger, waartoe de vier behoorden, zeer hoog opgenomen. Na beraad met de Duitse opperbevelhebber in ons land, generaal Christiansen, Schöngarth en Rauter kwam de order dat als de schuldigen niet snel gepakt zouden worden, vijftig burgers als vergelding zouden worden gefusilleerd! SS-Haupsturmführer Thomson in Lochem, had een effectievere oplossing. Hij wist namelijk dat in de Kruisberg in Doetinchem, zgn. ‘Todeskandidaten’ zaten. In een ‘kille’ vroege ochtend van een vrijdag 2 maart 1945 beginnen zesenveertig mannen, in de leef van 18 t/m 65 jaar aan hun ‘laatste reis’. Bij de splitsing met het Rademakersbroek draait de kolonne het erf van boerderij Kraaijenbrink op. De mannen worden op een tarweveld achter de boerderij geleid en in twee rijen opgesteld. Dan is het snel voorbij. De mannen vallen als korenhalmen onder de zeis. Wat een onbeschrijfelijk leed in zovele gezinnen….
Later op de dag krijgen vijf boeren uit de buurt de opdracht om met paard en wagen de doden naar het kerkhof te vervoeren. Daar worden ze voorzien van indicatieschildjes en ongekist begraven in een voorlopig massagraf.
De doordrenkte plek in het tarweveld is dat jaar heel goed te herkennen doordat de tarwe het daar veel beter doet dan op de rest van het land! De tarwe werd apart geoogst en bewaard. Op 4 oktober 1945 bracht Koningin Wilhelmina een bezoek aan de graven.
Vier jaar later, op 4 mei 1949, werd er op initiatief van een plaatselijk comité een monument onthuld. De tarwe kreeg hierin een speciale plaats in een glazen stolp en daarbij het gedicht:
,,Warm bloed
doordrenkt’ onze velden.
En rijker rijpte hier ‘t graan.
O, mocht uit het offer dier helden
zulk een oogst van Vrijheid ontstaan!”